Het begrip kleuter is moeilijk te definiëren, maar de leeftijd van vier jaar wordt vaak gezien als de kleutertijd. Ze zijn dan geen peuter meer, maar een kleuter. Hier horen weer andere leermomenten bij, ander speelgoed en andere spelletjes. Als oppas is het natuurlijk van belang dat jij precies weet waar het kind al aan toe is, zodat je de juiste spelletjes kunt spelen en het juiste speelgoed uit de kast pakt.
Tijdens de kleutertijd leren kinderen veel. Zo leren ze overdag zindelijk te zijn en staan ze open voor instructies van anderen. De peuterpuberteit is grotendeels afgelopen en kleuters zullen dus iets meegaander zijn. Wat nog wel heel sterk aanwezig is, is het woord ‘nee’.
Op die manier probeert de kleuter zijn eigen wil duidelijk te maken en je zult dit als oppas dus vaak horen. Ook het woord ‘waarom’ is geliefd: bereid je dus voor op lange uitlegsessies. Sommige kleuters leren op een driewieler fietsen of maken eenvoudige tekeningen.
Kleuters maken grote stappen in hun emotionele ontwikkeling. Ze leren omgaan met emoties zoals boosheid, verdriet en vreugde. Het is belangrijk voor oppassers om een ondersteunende en begripvolle rol te spelen bij het helpen van kleuters bij het begrijpen en uiten van hun emoties.
Ook beginnen kleuters hun zelfstandigheid te ontwikkelen. Ze willen graag zelf dingen doen, zoals zichzelf aankleden, hun eigen schoenen aandoen, en hun speelgoed opruimen. Oppassers kunnen kleuters aanmoedigen om deze vaardigheden te oefenen en te ontwikkelen.
Kleuters gedijen goed bij routine en structuur. Het is belangrijk om een georganiseerde dagindeling te hebben waarin tijd is voor spelen, leren, en rusten. Dit helpt kleuters om zich veilig en zeker te voelen.
Wanneer een kleuter vier jaar wordt, mag hij of zij voor het eerst naar de basisschool. Dit worden vaak de jongste kleuters genoemd binnen de school. Voor die tijd worden kleuters vaak opgevangen in een kinderdagverblijf. In groep twee zitten meestal kinderen van vijf of zes jaar, zij zijn leerplichtig en worden ook wel oudste kleuters genoemd.
In het eerste leerjaar van de basisschool leren kleuters oefenen met tellen, cijfers, letters en woordklanken. Ook krijgen ze op een speelse manier les in vakken als natuur, techniek, en beeldende vorming en krijgen ze gymnastiek. Dit is ook de beginperiode dat ze besef krijgen van tijd: ze leren kloklezen en om de zoveel tijd hebben ze een andere activiteit.
In het tweede leerjaar ontwikkelt je kleuter zich met taal. Er wordt gefocust op het vergroten van de woordenschat en de taalontwikkeling. Bovendien worden de eerder genoemde vakken ook in het onderwijs gegeven, om de kleuter klaar te stomen voor de volgende groep.
Voor de oppas zijn de taken nu anders dan in de baby- en peutertijd. Het kind heeft nu de basisschoolleeftijd bereikt en de kans is groot dat de ouders jou zo af en toe vragen om het kind van school te halen als zij nog aan het werk zijn. Deze tijd staat in het teken van sociale vaardigheden en de motoriek verbeteren.
Ze klimmen en klauteren wat af en ook de priegelwerkjes gaan steeds beter. Door veel met vriendjes en vriendinnetjes te spelen leert de kleuter samenwerken, delen, winnen en verliezen. Dit zijn hele belangrijke onderdelen in de ontwikkeling van de peuter. De peuter vindt het nog steeds leuk om met de volwassene te spelen en wil ook graag meehelpen.
Het is belangrijk dat er in de kleutertijd veel met jonge kinderen gespeeld wordt. Uit een onderzoek uit Vlaanderen blijkt namelijk dat er een verband is tussen spelen en de schoolprestaties van de jonge kinderen.
Een kleuter waarmee veel gespeeld is tijdens de opvoeding, scoort gemiddeld 18 punten hoger op wiskunde en 23 punten hoger op vakken als scheikunde en natuurkunde. Het loont dus zeker om veel te spelen met kleuters en ze spelenderwijs kennis te laten maken met letters en cijfers. Als een kleuter ouder wordt, is het geen kleuter meer maar een schoolkind.